In de periode dat ik nodig was als vader, heb ik veel minder gewerkt

{$items.title}

Hoe stellen wij ons voor aan iemand die ons nog niet kent? Grote kans dat je over je baan begint: ‘Ik werk als X bij Y’ (liefst met Engelse titels).  Volgens psycholoog Paul Verhaeghe doen we tegenwoordig alles in functie van betaalde arbeid en dat heeft zeer verstrekkende gevolgen.

Ik ontmoet Paul Verhaeghe in zijn werkkamer aan de Universiteit van Gent. Aanleiding van ons gesprek is zijn pas uitgegeven boek ‘Houd afstand Raak me aan’ en de bekendmaking van de resultaten van Femma’s onderzoek naar het nieuwe voltijds werken. Zijn visie op hoe onze samenleving best functioneert, heeft bijzonder veel raakvlakken met de visie van Femma.

Wat viel jou het eerst op bij het bekijken van de resultaten van Femma’s onderzoek naar het nieuwe voltijds werken?
Paul Verhaeghe: ‘Iets wat je voor een stuk verwacht. Dat mensen die de kans krijgen om een aantal uren per week minder te werken zonder loonverlies gelukkiger zijn. En dat ze op een aantal vlakken veel beter functioneren. Het wordt nog  interessanter om als dieper in te gaat op de resultaten zelf. Je ziet bijvoorbeeld dat die ervaring zich vooral voordoet bij ouders met jonge kinderen. Dat verwondert mij niet. Opvoeden is een voltijdse job en als je dat moet combineren met een voltijdse baan, lukt dat niet. Dan voel je je een slechte ouder, je kinderen worden daar ook niet gelukkig van en je werk lijdt eronder. Ik heb genoeg mensen in mijn consultatiekamer gezien die eraan onderdoor gingen.’

Wat kunnen we daaraan doen?
‘Maatschappelijk gezien moeten wij die groep, zowel de vader als de moeder, de kans geven om op dat ogenblik van hun leven, als ze dat zelf willen, meer tijd te besteden aan hun kinderen, bijvoorbeeld door arbeidsduurverkorting. Als ze liever voorrang geven aan werk, dan moet dat ook kunnen. Maar dan moeten we wel zorgen voor een degelijke kinderopvang. Dat is er op dit ogenblik niet of niet voldoende. Dit gebouw (Universiteit Gent, faculteit psychologie, red.) is daar een schrijnend voorbeeld van. Ik schat dat 70% van de mensen die hier werken  dertigers  zijn. Ze hebben meestal kleine kinderen, maar er is geen crèche in dit gebouw. Die ouders moeten dan van hot naar her rijden om hun kinderen te dumpen en ‘s avonds weer op te halen.  Hier zou toch een crèche moeten zijn, dat is de logica zelve. Hoe jonger het kind hoe meer aandacht het vraagt en dan moeten ouders daar tijd voor hebben. Dat is niet iets van een uurtje quality time. De cruciale momenten in de opvoeding bij het ontbijt en avondeten, dat moment van samen aan tafel zitten, gebeurt in veel gezinnen niet meer. Omdat er geen tijd voor is.’

Ben je voorstander van het nieuwe voltijds?
Ik voeg er onmiddellijk aan toe dat het nieuwe voltijds werken in mijn optiek gekaderd moet worden in een ruimer herdenken van werken. We moeten onze houding tot werk herbekijken. Daarbij aansluitend moeten mensen meer autonomie krijgen in de organisatie van hun werk. Ik neem even mijn baan als voorbeeld. Als dertiger had ik twee kleine kinderen en twee stiefkinderen die wat ouder waren. In de periode dat ik er nodig was als vader, heb ik minder hard gewerkt. Dat kon ik mij in mijn job permitteren. Zo schreef ik geen boeken en ging nauwelijks naar congressen. Tegenwoordig is dat net de leeftijdsperiode waarin van mensen verwacht wordt dat ze keihard voor hun carrière gaan, terwijl dat beter later zou komen. Toen onze kinderen begonnen te puberen maakten ze heel erg duidelijk dat ze ons minder nodig hadden. En dan heb je plots meer tijd voor je carrière, zeker als je houdt van je job, dan begin je meer te werken. Dat zie je ook in het FEMMA-onderzoek naar de houding van de leidinggevenden. Ik vermoed dat die vrouwen een stukje ouder zijn. Bij hen zie je lichtjes andere resultaten en dat verwondert mij niet. Ik denk dat je op dat ogenblik weer ten volle voor die carrière kan gaan op voorwaarde dat je je werk graag doet en dat je er een stuk autonomie in kan behouden.’

Wat bedoel je trouwens dat onze houding met werk moet worden herbekeken? 
‘Niet zo heel lang geleden werd werk als iets beschouwd wat je zo weinig mogelijk deed, tijdens een vaste periode en op een vaste plaats. Men ging werken van pakweg acht tot vijf in de fabriek of op kantoor. Aanvankelijk tot zaterdagmiddag, later totvrijdagavond. Dan trok men de deur achter zich dicht en het was gedaan, oef!. Je had een kleine groep uitzonderingen, zelfstandigen, artsen, juristen. Maar over het algemeen gold: hoe hoger de functie hoe minder men werkte. Arbeid werd toen als een noodzakelijk kwaadgezien. Denk maar aan het scheppingsverhaal: uw brood verdienen in het zweet uwer aanschijns. Werk was veeleer negatief, iets naast je leven om te kunnen leven. Onder invloed van het neoliberaal model is dat omgekeerd: je bent wat je doet, iedereen moet carrière maken, je professionele identiteit is wie je bent. Dat begon eind jaren tachtig en is vanaf 2000 in een stroomversnelling gekomen.

Kan je een voorbeeld geven van hoe onze identiteit samenvalt met onze professionele identiteit? 
Vroeger vertelde men van waar men kwam. Nu vertelt men wat men doet. Dit is typerend: alles staat in functie van werken, het maatschappelijk en politiek bestel is onderworpen aan de economie, en bijgevolg ook onze identiteit – wie niet werkt, heeft nauwelijks recht van bestaan.  Je bent je beroep, we werken altijd en overal, met ‘dank’ aan de digitale revolutie. Als ik op zondagmiddag mijn achtergestelde e-mails beantwoord, krijg ik binnen het half uur antwoord van collega’s. Allemaal achter hun scherm aan het werken, het stopt niet meer, leven en werken overlappen elkaar.  Mensen die op hun vijftigste op straat worden gezet met in het beste geval een gouden handdruk, ik noem het de gouden voetschop, vallen in een put van jewelste – ze zijn ‘niets’ meer. Ik werk zelf graag en veel maar ik heb daar wel zelf beslissingsrecht over. Ik heb de indruk dat ik daar goed mee om kan gaan, er zijn belangrijke zaken naast mijn job. Zo ben ik een gelukkige grootvader, ik doe aan hardlopen, ik tuinier en reis graag, en ik kan de pauzeknop indrukken als dat nodig is.’

Veel mensen snakken naar meer tijd voor zichzelf. Dat komt naar voren in jouw boek en in het onderzoek van Femma. Tegelijkertijd lijkt het velen maar niet te lukken om zichzelf meer tijd te gunnen. Waarom slagen we daar niet in?  
‘Ik begreep dat de medewerkers van Femma aan het begin van het onderzoek verlangden naar meer tijd voor zichzelf. Maar in het eigenlijke onderzoek bleek dat mensen die tijd minder dan verwacht hebben opgenomen. Dat verwondert mij niet. Tijd voor jezelf is een soort slogan geworden. Zit je daar met je tijd voor jezelf en weet je niet zo goed wat je ermee moet aanvangen.’

‘Wij zijn sociale dieren die iets willen betekenen voor de ander en als je op dat moment die vrije tijd kan gebruiken in functie met jezelf én in interactie met anderen, dan geeft dat veel meer bevrediging. Ik denk dat veel medewerkers van Femma de vrijgekomen tijd besteed hebben aan normale sociale interacties. Dat is ook me-time, naast de mogelijkheid om je af en toe eens terug te trekken. Dat kan een avond, eventueel een week voor jezelf zijn, maar dat hebben we niet zo vaak nodig.’

Wat hebben we dan wel nodig?
‘Autonomie om over onze tijd te beslissen, dankzij bewust kiezen. We hebben de illusie dat we zelf beslissen, maar de sociale druk is veel groter dan wij vermoeden – we moeten joggen, moeten naar de yoga, moeten die film, moeten die opvoering gezien hebben, onze kinderen moeten naar die en die activiteit – je mag niet meer niksen, je moet dingen doén. Velen keren doodmoe terug van vakantie, dat zegt toch genoeg? 

‘Ik heb al van veel mensen gehoord dat ze door corona hun agenda anders zijn gaan bekijken en tot de conclusie gekomen zijn dat ze niet meer zoveel gaan doen. Ik hoop dat deze bewustwording tot echte autonomie leidt, met bewuste keuzes, desgevallend om gewoon niks te doen, thuis zitten, in bad liggen of iets anders. Het maakt niet uit. Het gaat erom dat je zelf bewust beslist wat je doet. Dat is heel belangrijk.’

In je boek beschrijf je dat we door corona op een cruciaal moment zijn beland om de samenleving te hervormen. Waar hoop je precies op?

‘Het besef dat er iets moet veranderen is er al geruime tijd. Er worden heel veel boeken gepubliceerd die daar een duidelijk beeld van geven. De prestatiemaatschappij rond stress en burn-outs, de vereenzaming, noem maar op, met daarbovenop de klimaatverandering die wel heel erg acuut voelbaar geworden is; dat alles dwong ons al voor corona na te denken over verandering. Maar er is een crisismoment nodig om een dergelijke bewustwording een acuut karakter te geven. Een soort slag in het gezicht. Dat is de hoop die ik in het boek verwoord.’

We klagen veel over de politiek en onze bewindvoerders. Nu hebben wij daar in België wel voldoende reden voor, maar we vergeten dat politicvi vaak niet over de macht beschikken om echt iets kunnen veranderen, want ze zijn met handen en voeten gebonden aan het dominante economische model. Nu krijgt de overheid de kans om de macht terug te nemen. Multinationals worden afhankelijk van overheidssteun, in ruil daarvoor kunnen zij sociale en ecologische verplichtingen opgelegd worden. Dit is het moment om dat te forceren en daar heb ik toch hoop op. Verwacht geen mirakels: maatschappelijke veranderingen vragen minstens vijftien jaar, maar het momentum is er.’

Voor iedereen een goed evenwicht vinden tussen werk, zorg en vrije tijd is al lang een speerpunt van Femma. In 2019 voerden we een uniek experiment uit om het effect van een kortere werkweek te onderzoeken. Tijd om de resultaten te delen en iedereen te inspireren met onze ervaringen. Lees meer

 

Houd afstand, Raak me aan – Paul Verhaeghe – De Bezige Bij

De wereld staat op z'n kop. De coronacrisis raakt iedereen en we moeten ons allemaal aanpassen aan een samenleving die we nog niet kenden. Dit brengt een onvermijdelijk besef met zich mee: de ongebreidelde groei waar we eeuwenlang naar streefden, is niet langer verdedigbaar. Paul Verhaeghe betoogt dat we deze crisis moeten aangrijpen om ingrijpend andere keuzes te gaan maken. Welke kant willen we op met onze economie? Hoe moeten we ons verhouden tot elkaar, en tot het milieu? Tegelijkertijd analyseert hij de impact van deze crisis op individueel niveau. Welk effect heeft dit ‘nieuwe normaal’ op ons welbevinden? Hoe kunnen we omgaan met eenzaamheid en onzekerheid, en is het vol te houden om niet te worden aangeraakt? Als geen ander is Paul Verhaeghe in staat om de maatschappij en het individu met elkaar in verband te brengen. Hij toont wat we weten, wat we moeten vrezen, waarop we kunnen hopen en wat we kunnen doen – om sterker uit dit tijdperk te komen dan we erin gingen.

 

Reacties

Rika Van Kersschaever schreef

Werken om te leven, of leven om te werken? Reeds in de jaren '70 en '80 een boeiend thema. Wie herinnert zich nog het boek " 's Morgens jagen en 's middags vissen"?

En, het duurt denk ik, langer dan 15 jaar voordat er iets in de maatschappij betekenisvol verandert...

Reageer